Geïndexeerde loongrenzen voor arbeidsbedingen in 2018
08.01.2018In verschillende bedingen in arbeidscontracten worden loonbedragen opgenomen. Die loonbedragen worden jaarlijks geïndexeerd. De loongrenzen zijn van belang voor de geldigheid van deze clausules. Sinds 1 januari 2018 zijn nieuwe loonbedragen van toepassing.
De loongrenzen in de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 worden elk jaar aangepast. Bij het kijken of de loongrenzen zijn bereikt, speelt het bruto-jaarloon van de werknemer een rol. Het bruto-jaarloon is het bruto-maandloon vermenigvuldigd met 12 en vermeerderd met de eindejaarspremie, het variabele loon, het vakantiegeld en alle voordelen die in de arbeidsovereenkomst zijn vastgelegd.
Sinds 1 januari 2018 bedragen de geïndexeerde loongrenzen:
34.180 EUR (basisbedrag: 16.100 EUR) in plaats van 33.472 EUR (2017). Deze loongrens is belangrijk voor scholingsbedingen en concurrentiebedingen.
68.361 EUR (basisbedrag: 32.200 EUR) in plaats van 66.944 EUR (2017). Deze loongrens wordt gebruikt bij concurrentiebedingen en scheidsrechterlijke bedingen.
Opleiding
Een scholingsbeding verplicht een werknemer om een deel van de kosten van een specifieke vorming die hij volgt tijdens de uren terug te betalen wanneer men de onderneming verlaat voor het einde van de overeengekomen periode. Let op. Dergelijk beding wordt als onbestaande beschouwd als het bedrag van het jaarloon van de werknemer lager is dan 34.180 EUR. Een onbestaand beding heeft geen juridische gevolgen.
Arbitrage
In een scheidsrechterlijk of arbitragebeding spreken de werkgever en de werknemer af om geschillen over de arbeidsovereenkomst aan scheidsrechters (arbiters) in plaats van aan de arbeidsrechtbank voor te leggen. Deze clausule is alleen wettelijk voor bedienden met een jaarloon van meer dan 68.361 EUR die belast zijn met het dagelijks beheer van de onderneming of die in een afdeling of bedrijfseenheid beheersverantwoordelijkheid hebben die vergelijkbaar is met een beheersverantwoordelijkheid voor de hele onderneming.
Concurrentie
Een concurrentiebeding of niet-concurrentiebeding houdt in dat een werknemer bij zijn vertrek geen soortgelijke onderneming zal uitbaten of in dienst zal treden bij een concurrerende werkgever waardoor hij uw onderneming nadeel kan berokkenen door de kennis die eigen is aan uw onderneming en die hij bij u heeft verworven, te gebruiken.
Een niet-concurrentiebeding is geldig indien schriftelijk vastgesteld en indien het betrekking heeft op een arbeidsovereenkomst waarin het bruto-jaarloon meer bedraagt dan 34.180 EUR op het ogenblik van de verbreking van de overeenkomst. Hierbij geldt het volgende onderscheid:
bij een bruto-jaarloon tussen 34.180 EUR en 68.361 EUR is het beding maar geldig wanneer een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) werd gesloten die de functies aanduidt waarvoor een niet-concurrentiebeding kan worden toegepast;
bij een bruto-jaarloon van meer dan 68.361 EUR is het beding altijd geldig tenzij voor de functies uitgesloten bij een cao.
Opzegging
Sinds 1 januari 2014 -de datum van de invoering van het eenheidsstatuut- wordt de opzeggingstermijn voor elke werknemer ongeacht zijn statuut op dezelfde manier bepaald, nl. op basis van het aantal dienstjaren (anciënniteit). Voor bedienden waarvan de arbeidsovereenkomst vóór die datum is aangevangen, geldt een systeem met behoud van de opgebouwde opzeggingstermijn (op 31 december 2013) en de berekening van de opzeggingstermijn vanaf 1 januari 2014. De eerste loongrens zoals van toepassing in 2013 (32.254 EUR) is dus nog steeds van belang bij het berekenen van het eerste deel van de opzeggingstermijn voor werknemers die al in dienst waren vóór 1 januari 2014.Voor de hogere bedienden is een specifieke rekenregel voorzien.