Ficties in het Belgisch successierecht
05.11.2013In het Belgische successierecht bestaan er heel wat ficties. Dat zijn wettelijke regels die bepalen dat een rechtshandeling onder levenden, behandeld moet worden als een overdracht na overlijden. Bepaalde vermogensbestanddelen gaan (fictief) behoren tot de nalatenschap, ook al zijn ze eigenlijk voor het overlijden van de erflater al naar de erfgenamen overgegaan. Hierdoor moet er op een groter bedrag successierechten betaald worden. We geven wat meer uitleg bij enkele van deze fictiebepalingen.
Op basis van deze ficties worden goederen die niet meer tot het vermogen van de erflater horen (bv. omdat hij ze tijdens zijn leven al heeft weggegeven), door de fiscus toch tot de nalatenschap gerekend, zodat er wel successierechten op betaald moeten worden. Deze regels hebben enkel een fiscaalrechtelijke uitwerking. Dat betekent dat deze goederen burgerrechtelijk geen deel uitmaken van de nalatenschap, omdat ze reeds tot het vermogen van de begunstigde behoren (de persoon die ze al tijdens het leven van de overledene heeft gekregen).
Eigenlijk zijn deze ficties specifieke antimisbruikbepalingen, waarmee 'verdachte' rechtshandelingen worden bestreden. Een persoon zou zijn nalatenschap immers kunnen verkleinen, door goederen weg te geven zonder dat daar een vorm van belastingen (registratierechten of successierechten) op wordt betaald. Zulke handelingen zijn natuurlijk extra verdacht als ze kort voor het overlijden plaatsvinden. Dan lijkt het duidelijk dat het enkel de bedoeling was om het goed vrij van successierechten aan de latere erfgenamen te geven.
Een schuldbekentenis in een testament
Een schulderkenning die enkel bij uiterste wil (in een testament) gebeurt, wordt als legaat aanzien. Hiermee wil de wetgever vermijden dat een erflater in zijn testament voor het eerst een schuld zou erkennen die hij heeft bij (enkele van) zijn erfgenamen. Vaak is er in werkelijkheid immers geen sprake van een schuld, maar wil de erflater gewoon een deel van zijn vermogen belastingvrij aan zijn erfgenamen geven. Op de terugbetaling van een privéschuld is er immers geen belasting verschuldigd. Zelfs als de overledene werkelijk schulden heeft bij één van de erfgenamen, wordt een uiterste schulderkenning fiscaal met een legaat gelijkgesteld. Burgerrechtelijk behoudt de schuld wel zijn karakter van schuld. Als de erfgenaam kan bewijzen dat er een andere grond (bv. een overeenkomst) bestaat waaruit de schuld voortvloeit, wordt deze bepaling niet toegepast.
Voorbeeld
Marc leent van zijn vriend Johan 20.000 EUR. Kort voor hij sterft, maakt hij een testament op waarin hij deze schuld erkent. Als er geen eerdere schriftelijk overeenkomst bestaat, wordt de 20.000 EUR als legaat beschouwd. Johan zal er dus successierechten op moeten betalen. Stel dat Marc en Johan bij het afsluiten van de lening alles correct op papier hadden gezet. Het leningscontract kan als tegenbewijs gelden. De schuld wordt immers niet langer 'enkel' bij laatste wil erkend, maar ook in een onder levenden opgemaakt geschrift (het contract). De fictie geldt niet meer en de schuld blijft een schuld, die zelfs van de nalatenschap kan worden afgetrokken.
Ongelijke verdeling van de huwelijksgemeenschap
Echtgenoten kunnen via hun huwelijkscontract de verdeling van hun huwelijksgemeenschap wijzigen. Zo kunnen echtgenoten gehuwd onder het stelsel van gemeenschap van goederen bv. afspreken dat de hele huwelijksgemeenschap zal toekomen aan de langstlevende echtgenoot. Dit brengt met zich mee dat de langstlevende echtgenoot burgerrechtelijk niets 'erft' van zijn overleden partner, omdat hij/zij al eigenaar is van het ganse vermogen.
De fiscus ziet dit echter niet graag. Daarom wordt zo'n clausule uit huwelijkscontracten buiten spel gezet. Zonder die specifieke toewijzing, is de langstlevende slechts eigenaar van zijn/haar helft van het gemeenschappelijk vermogen. Fiscaal gezien moet hij/zij de helft van de overleden echtgenoot eerst 'erven'. Op al wat de langstlevende echtgenoot verkrijgt boven de helft van het gemeenschappelijk vermogen, moet hij/zij dus belastingen betalen. Dit is alweer een successierechtelijke fictie: de meerontvangst zou in principe immers aan successierechten moeten ontsnappen, aangezien de overlevende deze goederen heeft gekregen op grond van hun huwelijksovereenkomst (een overeenkomst onder levenden).
Schenking minder dan drie jaar voor overlijden
De drie jaar voor het overlijden worden door de fiscus als een 'verdachte periode' gezien. Goederen die de overledene tijdens die periode heeft geschonken, behoren toch tot de nalatenschap. Er is geen tegenbewijs mogelijk. De erfgenamen kunnen wel aantonen wie de begiftigde van deze schenking was. Deze wordt daardoor als bijzondere legataris aangemerkt. Als de begunstigde op het moment van de schenkingen reeds registratierechten heeft betaald, is de verrichting al belast. Er worden dan geen successierechten meer geheven.
Voorbeeld
Fred schenkt 25.000 EUR aan zijn enige dochter Sophie. Hij doet dit via een authentieke akte bij een Belgische notaris. Sophie betaalt op dat moment registratierechten (3 % van 25.000 EUR = 750 EUR). Negen maanden later overlijdt Fred onverwacht. Deze 25.000 EUR maakt geen deel uit van de nalatenschap, ook al gebeurde de schenking tijdens de verdachte periode. Er werden immers al belastingen (schenkingsrechten) betaald, dat hoeft geen tweede keer meer te gebeuren.